Skip to main content

Symbiose

  • Kunstenaar: Jens Pfeifer
  • Beschrijving: Inschrijfpenning 2023
  • Afbeelding 1: Symbiose - Jens Pfeifer

Symbiose, een penning in lagen 

 

Jens Pfeifer, de kunstenaar die de jongste penning voor de Vereniging voor Penningkunst heeft ontworpen, is in 1963 in Santa Cruz de Tenerife geboren. Al jong verhuisde hij met zijn ouders naar midden-Duitsland, vlak tegen de grens met de toen nog bestaande DDR, het communistische Oost-Duitsland achter het IJzeren Gordijn. Pfeifer groeide op in een bosrijke omgeving, leefde zelfs jarenlang midden in het bos. Het bos was zijn domein, zijn leefomgeving en speelterrein, een belangrijk gegeven voor zijn latere kunstenaarschap. 

Voor zijn opleiding als kunstenaar ging Pfeifer eerst naar Londen om aan de Royal College of Art te studeren (1988-1989) en vervolgens naar de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam (1989-1992). Uiteindelijk is hij op de Rietveld Academie docent geworden, vanaf 2011 als hoofd van de glasafdeling The Large Glass. Al tijdens zijn studie in Londen verdiepte hij zich in het materiaal glas waar hij zich op de Rietveld verder in ging bekwamen. Pfeifer is onder meer gefascineerd door het maakproces van glas, hoe het van een vloeibare staat verandert in een vaste transparante substantie. Pfeifer: “…hoe het tijdens het werkproces van de ene materiële staat in de andere verandert, maar ook de transparantie van glas vind ik enorm fascinerend. Ik vind dat er veel te weinig over wordt gesproken binnen de glaskunst – al is transparantie een thema dat in een sociaal-culturele en politieke context al lang speelt. Ik vraag me af of een transparant materiaal als glas een rol kan spelen in de maatschappelijke discussie over transparantie. Kan het de verschillende theorieën over transparantie concretiseren?” Denk bijvoorbeeld aan het verband dat in de architectuur wel wordt gelegd tussen democratie en het gebruik van veel glas in regeringsgebouwen, als uitdrukking van de transparantie, van de openheid van de overheid. Naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan ​​van de glasafdeling Rietveld stelde hij een tentoonstelling samen die gebaseerd was op deze vragen en organiseerde hij daarbij het symposium State of Transparency. Ook richtte hij in 2012 The Glass Virus op, een internationaal glasplatform dat tot doel heeft de discussie over de toekomstige status van het onderwijs op het gebied van glaskunst te stimuleren en een nieuwe invulling van glas in kunst en vormgeving nastreeft. Glas is dus een belangrijk materiaal voor Pfeifer, maar het is niet het enige materiaal waar Pfeifer mee werkt. Hij maakt ook beelden van metaal, zoals aluminium gietijzer en staal, maar ook van kunsthars, polyurethaan, en hout. Bekend zijn zijn ‘geflockte’ dierachtige beelden, bekleed met een huidachtige materiaal. 

 

De indrukken die Pfeifer tijdens zijn kinderjaren in de Duitse bossen heeft opgedaan vormen een belangrijke bron van inspiratie voor zijn kunstenaarschap. In de bossen kwam hij regelmatig dieren tegen. Een dergelijke ontmoeting had op hem als kind een enorme impact, zeker wanneer hij onverwacht oog en oog kwam te staan met een hert of ander wild. Deze ervaringen uit zijn jeugd vormen een grote bron van inspiratie voor zijn kunst. Pfeifer: “Ik mis het bos, het is altijd in mij aanwezig. Het zit automatisch in mijn werk.”

 

In zijn belangrijke boek Filosofie van het landschap uit 1970 schrijft Ton Lemaire, met betrekking tot de fantasiewereld van het kind en het effect van opvoeding en maatschappelijke conventies daarop, het volgende: “De sprookjesachtige ruimte van het kind, waarin alles nog mogelijk leek te zijn, wordt door opvoeding - die letterlijk en figuurlijk een inleiding is in de ruimte van de volwassenen - in overeenstemming gebracht met de gevestigde ruimte van de volwassen samenleving, die zichzelf in de geografie wetenschappelijk heeft uitgedrukt. Doordat de jeugdige ruimte zich moet oriënteren aan de windstreken van de officiële, worden de privé-ruimten van het kind - al die zolders, tuinen, bossen en geheime plaatsen waar het tegelijk met de afzondering van zijn geliefkoosd plekje de eenheid van zichzelf vond - verbannen naar de periferie van de cultuur. In de marge van de gemeenschappelijke ruimte van onze cultuur liggen zo de gedroomde en vergeten ruimten van de jeugd, die samen met kabouters en de elfen zijn vervluchtigd tot kinderlijke fantasieën.” Gelukkig is de ‘sprookjesachtige ruimte van het kind’ bij de kunstenaar Jens Pfeifer niet verdwenen en of zelfs maar op de achtergrond geraakt. Wel is er een link met de wereld van de volwassenen. 

 

Een belangrijk deel van Pfeifers kunst bestaat uit hybride wezens die een versmelting lijken van mens en dier, als wezens uit een sprookjeswereld. Maar Pfeifer heeft ook oog voor de duistere aspecten van de verhouding mens-dier. Zo heeft Pfeifer ook geweren gemaakt, geweren die de mensen gebruiken om dieren af te schieten. Maar Pfeifers geweren en pistolen zijn van glas en dus onbruikbaar en volstrekt ongevaarlijk en zelfs breekbaar. Een ander werk toont een fors, manshoog konijn dat twee pistolen in zijn voorpoten vasthoudt, gericht op degene die hem nadert, de bezoeker, de kijker, die voor hem staat. De kunstenaar lijkt zo de opgejaagde dieren, de bedreigde natuur, weerbaar te willen voorstellen. De gejaagde, de natuur, die terugvecht tegen zijn belager, tegen de ‘jager’ die de natuur dreigt te vernielen.

 

In zijn werk vindt er een samensmelting plaats van, of in ieder geval een ontmoeting tussen natuur en cultuur. Een verzoening, zo men wil. Een dergelijk verlangen naar een samengaan van het individu en de natuur komt al in de 19e eeuw in de romantiek sterk tot uiting. De 19e eeuwse romantiek is bij uitstek een Duitse kunststroming die zowel in literatuur, muziek als beeldende kunst grote hoogtepunten heeft bereikt. Bij de eerder genoemde Ton Lemaire lezen we: ‘In ieder geval is het karakteristieke verlangen van de romantici dat naar verzoening tussen individu en Natuur, verzoening die in haar hoogste mate mystieke vereniging kan worden.’ In de schilderkunst zien we dit bij voorbeeld in de landschappen van Caspar David Friedrich. Overigens maakt Ton Lemaire ter nuancering onderscheid tussen twee soorten natuur: enerzijds de natuur van de natuurwetenschappen, dus de natuur die de mens wil analyseren, bevatten, en dus beheersen, de natuur als object en anderzijds de ‘vrije’ natuur. Het is een onderscheid waar ook Pfeifer bewust van is. De mens wil nu eenmaal de natuur beheersen, hij is ervan afhankelijk maar wil er ook profijt van hebben. Er winst uit halen gaat ten koste van de natuur, de ongerepte natuur delft steeds meer het onderspit. Pfeifer probeert in zijn kunst het belang van een betere, evenwichtigere verhouding tussen mens en natuur te benadrukken. De mens maakt deel uit van de natuur, ís zelf natuur. Wanneer we de natuur kapot maken vernielen we onszelf. Zo kunnen we de hybride wezens wellicht ook interpreteren, wezens die mens en dier tegelijk zijn, kwetsbaar. Een schets van zo’n dubbelwezen, die Pfeifer zelf ook wel zijn alterego noemt, zien we op de eerste, de bovenste laag van de penning. Hoe zit die penning nu precies in elkaar?

 

De penning is samengesteld uit 5 lagen van doorzichtig, groenig glas. Elke laag bestaat uit een ronde glazen schijf met een diameter van 8 cm en is voorzien van een tekening. De randen van de 5 schijven zijn niet glad maar onregelmatig gerafeld waardoor enerzijds de vijf lagen goed van elkaar te onderscheiden zijn en anderzijds de randen ook voelbaar zijn, en dus onze tastzin geprikkeld wordt, een belangrijk gegeven voor de kunstenaar. Zoals eerder genoemd zien we op de eerste laag een tekening van een hybride wezen, een mensfiguur met het hoofd van een dier met geweien. Op de tweede laag - van bovenaf gezien - is een spiraal getekend bestaande uit een formatie mieren. De derde laag is een geometrisch figuur, een grote rechthoek die samengesteld is uit steeds kleiner wordende rechthoeken, in een regelmatige volgorde geordend. Eigenlijk moeten we het andersom stellen: we moeten uitgaan de kleinste rechthoeken waar een grotere tegenaan is geschoven, en vervolgens daar tegenaan weer een nog grotere is geplakt en zo verder. Een groeimodel. Door de transparantie van de lagen kunnen we zien dat de spieraal van mieren dit groeimodel van de rechthoeken nauwgezet volgt. Het ‘geheim’ hierachter is namelijk dat beide vormen uitdrukkingen zijn van de zogenoemde ‘Fibonacci-reeks’ 

In 1202 publiceerde een Italiaanse wiskundige Leonardo Fibonacci een bijzondere rij getallen: elk getal van de rij (behalve de eerste twee) is gelijk aan de som van de twee voorgaande getallen. Dat levert de volgende rij getallen op: 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, 89, 144, 233, enzovoorts. Hij is tot deze reeks gekomen door uit te gaan van de voortplantingssnelheid van een konijnenpaar: “Als een konijnenpaar elke maand een jong konijnenpaar voortbrengt, dat na twee maanden zelf ook weer een nieuw konijnenpaar voortbrengt, hoeveel konijnenparen heb je dan na verloop van tijd, verondersteld dat ze allen in leven blijven?” In de onderstaande tekening zijn we het verband tussen de getallen, de verzameling rechthoeken en de spiraal.

 

 

 

We zien direct dat dit tot het oneindige kan worden uitgebreid. Het symboliseert, neen, het is een weergave van de groeiwijze, van beweging in en van de natuur. Het bijzondere is dat de getalsverhouding tussen twee getallen, de breuk dus, hoe groter ze worden steeds nauwkeuriger het gulden-snede-getal Φ benadert : 8/5 = 1,6 en 233/144 = 1,61805556. De gulden snede wordt al eeuwenlang beschouwd als de meest perfecte verhouding. Kunstenaars en architecten maken er gebruik van. Maar vooral ook is ze in de natuur overal te zien, bijvoorbeeld in het spiraalvormige patroon van de zaadjes in het hart van een zonnebloem, in de schubben van een dennenappel, het ontvouwen van een groeiende varen en de spiraal van een nautilusschelp. Ook het menselijk lichaam heeft veel elementen waarin de gulden snede terugkomt, zoals de verhoudingen tussen de kootjes van een vinger, de verhouding tussen hand en onderarm, of de schelp van een oor. De opbouw van de pianotoetsen volgt eveneens deze reeks. Een octaaf op een piano wordt gespeeld met 8 witte toetsen en 5 zwarte, in totaal dus 13 toetsen. De zwarte toetsen zijn verdeeld in twee en drie. Dus de Fibonacci-reeks: 2, 3, 5, 8, 13. De gulden snede komt daarnaast voor in niet-levende natuurfenomenen, bijvoorbeeld het wervelende patroon van orkanen en de armen van spiraalvormige melkwegstelsels.

In het ontwerp van de penning zien we een verwijzing naar de Fibonacci reeks niet alleen in de twee genoemde tekeningen, maar ook in de getalsverhoudingen. De tekeningen die betrekking hebben op de Fibonacci-reeks vinden we op de 2e en 3e laag, de penning bestaat uit 5 lagen en is 8 cm in diameter: 2, 3, 5, 8 dus.

De 4e en 5e laag van de penning zijn weer verwijzingen naar de mens: in de vierde is een medische tekening van het menselijk hart afgebeeld, enerzijds uiteraard als symbool van het menselijk leven. Het hart dat, zolang het pompt, ons in leven houdt, maar symbolisch ook staat voor gevoel, voor het centrum van ons wezen. Want in hoeveel belangrijke uitdrukkingen komt het hart wel niet voor:  ‘hart voor een zaak hebben’, ‘iemand een hart onder de riem steken’, ‘van zijn/haar hart geen moordkuil maken’, enzovoorts. 

Op de 5e laag is weer het silhouet van een mens herkenbaar, met daarbinnen zichtbaar de zenuwbanen. Het zijn onze zenuwen, die verbonden zijn aan onze zintuigen, waarmee wij als mens in contact staan met de wereld. Hoe wij voelen, waarnemen, proeven, ruiken. Het hart verwijst naar binnen, de zenuwen naar buiten. En zo komen we weer terug bij de voor Pfeifers kunstenaarschap belangrijke ervaring uit zijn kindertijd: de gewaarwording van een dier, oog in oog ermee te staan, waardoor zijn hart even een sprongetje heeft gemaakt, en daarna sneller is gaan kloppen. 

Bert Stevens

 

 

The Wallace line

  • Kunstenaar: Loes Schellekens
  • Beschrijving: Inschrijfpenning 2023
  • Afbeelding 1:
  • Afbeelding 2:

Iedereen kent de naam Charles Darwin, de vader van de evolutieleer. De eerste die op de proppen kwam met de natuurlijke selectie. Maar Darwin verdient niet alle eer. Ook een andere onderzoeker, veelal op wereldreis voor veldonderzoek in Zuid-amerika en de Maleysische Archipel, kwam tot exact dezelfde conclusies over ‘the survival of the fittest’ en dat was Alfred Russel Wallace, een Britse natuuronderzoeker, geograaf, antropoloog, bioloog en meer.

Na veel lezen over zijn leven en werk wilde ik mijn onderwerp vooral beperken tot een door hem opgestelde theorie die uiteindelijk bekend werd alsThe Wallace-Line. Dit is de denkbeeldige grens tussen zoögeografische regio's die Azië en Australië van elkaar scheidt. Ten westen en noorden van de lijn worden organismen aangetroffen die gerelateerd zijn aan Aziatische soorten, ten oosten en zuiden ervan voornamelijk organismen die gerelateerd zijn aan Australische soorten. De lijn loopt tussen de Indonesische eilanden Bali en Lombok door, noordwaarts tussen Borneo en Celebes en vandaar oostwaarts tussen de Filipijnen en Celebes. Deze denkbeeldige grens is mijn uitgangspunt voor een penning én het feit dat hij tijdens zijn reizen vele exemplaren van dieren in de Maleisische archipel (waaronder kevers) verzamelde.

‘the Wallace Line’ penning, brons 8 cm Ø

Aan de ene zijde het portret van Alfred Russel Wallace, zijn geboortejaar en jaar van overlijden en de tekst ‘We can draw a line’ in lijn weergegeven. Op de andere zijde de denkbeeldige grens, corresponderend met de grens aan de andere zijde, en aan weerszijden een eiland met elk een ander soort kever.