Skip to main content

Jan Pietersz. Sweelinck

Een uitgesproken beeldhouwerspenning, met een buste in hoogreliëf. Een lange, magere kop met een geloken oog, waar de kraag zo hoog is dat een Don Quichot-achtig effect ontstaat. Het beeldmateriaal van Sweelinck is hoogst beperkt en daardoor is het eerder een type dan een portret geworden. Dit type komt meer voor in het uit-gebreide penningoeuvre van Metz, zoals bijvoorbeeld bij haar beeltenis van Scaliger. De schouder en de kraag zijn even los als trefzeker gemodelleerd op een beweeglijk fond waarop zich de bescheiden belettering bevindt. Op een originele manier lopen horizontale en cirkelbelettering door elkaar: bij de kin een stevige 'Jan', achter de kraag een P. (Pietersz. zou teveel plaats vragen) en de naam Sweelinck in een losse plaatsing in de cirkel. Die oplossing ziet men ook op de keerzijde. Deo gloria, het devies van de musicus, moet men al draaiend lezen. De geboorte- en sterfdatum van Sweelinck zijn omstreden; met een plus en een min is die onduidelijkheid aangege-ven. Sweelinck was de organist van de Oude Kerk in Amsterdam. Hij zit vol vervoering op een krukje achter zijn instrument, de orgelpijpen steken als een waaier boven uit zijn klavier, de muziek spuit de ruimte in.