Afgezien van de koningin Wilhelminapenning (1938) is er geen penning die de Vereniging van een tijdgenoot heeft uitgegeven waarvan de naam nu nog een zo aansprekende werking heeft als die van Drees. De bescheiden en taaie SDAP-er. Dr. H.C. Willem Drees ( 1886-1988) was van 1945-1946 lid van het kabinet Schermerhorn-Drees, van 1946-1948 van het kabinet Beel-Drees, en van 1948-1958 minister-president van een brede-basis kabinet. Van Puijenbroek schrijft dat Von Weiler de niet als artistiek geïnteresseerde bekend staande Drees wist over te halen te poseren. Het pleit voor een beeldhouwer die naam heeft gemaakt met grote ruitermonumenten voor Willibrord, Karel de Groete, Martinus en Corbulo ook in het kleine overtuigend is.
Het is een rustig portret van een niet meer jonge man, hij heeft een kleine snor en een dungerande bril; de blik is gericht op de verte. Vooral het voorhoofd is met een kleine verdieping goed plastisch uitgekomen. De belettering is wijd. De keerzijde toont twee regels uit een gedicht van de socialistische dichteres Henriette Roland Holst. Het bestuur had zijn excellentie uitgenodigd de regels zelf te kiezen.