De Hagenaar Roth is vooral bekend geworden door zijn bouwbeeldhouwwerk na de oorlog; hij maakte ook vrije plastieken die verwantschap vertonen met de Italianen die in de jaren vijftig in Nederland populair waren: Manzil, Marini, Mascherini en Greco. Roth modelleerde de kop van de dichter en graficus Jan Luyken (1649-1712) naar de gravure van Arnold Houbraken. Het was de tweede gietpenning van de Vereniging. De mysticus Luyken was door Houbraken uitgebeeld als een wat slordige verschijning - voor een gevoelsmens zijn uiterlijkheden onbelangrijk. Deze opvatting huldigt Roth eveneens in zijn `portrait en négligé'. De keerzijde beeldt Luyken tekenend uit, de lier staat naast het krukje waar hij op zit met een poes aan zijn voeten. Door de regel 'Mijn lief is al mijn vreugd' uit de bundel De Duytse Lier ligt de nadruk op de lyrische en niet op de mystieke kant van de dichter.