De penning was het resultaat van een beperkte prijsvraag, uitsluitend vrouwen mochten meedoen. De eerste gietpenning van de Vereniging. Louise Metz, leerlinge van Bronner, kreeg de prijs en de opdracht. Het ontwerp was ontleend aan het grootzegel van de Koningin. Hij is zeer archaïserend en doet eigenlijk middeleeuws aan; hij ademt de Bronner-sfeer. Het is dan ook een representatie van een symbool geworden: de vrouwenfiguur met de kaarsrechte rug, met kroon en scepter gezeten op een strijdbaar ros dat elegant voortstapt. De subtiel gesneden letters in verhoging geven een tintelend effect aan het geheel. Hoogst ornamenteel is de keerzijde. Het duurt even voor duidelijk is hoe als een bloemmotief, binnen de brede vlakke band de gekroonde letter W met wapens en versierselen, tekst en jaartallen zijn samengevat. Metz was een klasgenoot van Esser op de Rijksakademie en Esser wees er mij in een brief op dat Metz, onafhankelijk van hem, in die tijd ook begonnen was penningen op ware grootte te modelleren. Deze penning werd de eerste gietpenning van de Vereniging maar het bestuur vertilde zich eraan: hij was te duur geworden. Een nabestelling bij Begeer kostte twaalf in plaats van de gebruikelijke zes gulden. Hoe dan ook: het was het begin van een groots oeuvre en een omslag in de uitgaven van de Vereniging die tot dan toe alleen slagpenningen het licht had doen zien.