De 71-jarige litterator Dr K.J.L. Alberdingk Thijm (1864,1952), die het pseudoniem Lodewijk van Deyssel voerde, heeft enige malen voor Braat geposeerd. Braat was een leerling van de Arnhemse beeldhouwer Gijs Jacobs van den Hof. Het is niet bekend of Thijm tevreden was met zijn uitbeelding; Thijm zag zichzelf nu eenmaal graag beter, in een hogere vorm. Braat heeft zijn aparte, caesareske kop in trois-quart even kaal neergezet als de achtergrond, met een opvallend zware hals en nek. Op de keerzijde staat een regel uit de Epistolae van Horatius, boven een brandende fakkel. `Nec vivere carmina possunt, quae scribuntur aquae potoribus' ofwel: Gedichten kunnen niet leven als zij geschreven zijn door een dichter, die zijn dorst met water moet lessen. Passend voor Van Deyssel. Er bestaan uitgaven van deze penning - gezien bij de firma Mevius te Vriezenveen - waarvan de achterkant van een andere penning afkomstig is: namelijk het fraaie wapen van de familie De Jonge, door Wenckebach gemodelleerd voor de Verenigingspenning van 1937. Een gevolg van verwisseling van de matrijs. Thijm zou zo'n adellijk wapen wel mooi gevonden hebben.