De musicus en componist Johan Wagenaar (1862-1941), in 1916 doctor honoris causa van de Universiteit van Utrecht, heeft een belangrijke rol in het Nederlandse muziekleven gespeeld. Hij was leraar van componisten als Alexander Voormolen, Bernhard Wagenaar, Henri van Goudoever, Willem Pijper en Lon Orthel. Hij genoot grote bekendheid als orgelimprovisator en was directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. De penning is gemaakt ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag door Rueb, leerlinge van Dupuis. Wagenaar verschijnt als borststuk in profiel met een snor en een baardje - baarden zijn moeilijk voor beeldhouwers - maar brillen zijn nog lastiger. Deze vormeloze ornamenten die hoogst bepalend kunnen zijn voor de uitdrukking van een gezicht moeten toch vorm krij-gen en verdoezelen vaak het meest wezenlijke van het gezicht: de ogen. Bij Rueb is het een klein brilletje geworden dat het zicht op de geportretteerde niet ontneemt. De veer van de bril leidt naar het prominente oor. De keerzijde noemt in de rand de aan de musicus toegeschreven eigenschappen, daarbinnen zweeft een arend (sym-bool van de vlucht van de verbeelding) boven de lier van Orpheus: de samenvatting van alles wat met muziek te maken heeft.